Blog

Het fosfaatreductieplan: inhouding geldsommen op melkgeld juridisch toelaatbaar?

25/07/2017 - Agrarisch

Het fosfaatreductieplan: inhouding geldsommen op melkgeld juridisch toelaatbaar?

 

Ingevolge artikel 8 lid 2 van het Fosfaatreductieplan worden de op grond van dat plan verschuldigde geldsommen voor veehouders die melk leveren aan een zuivelfabriek geïnd door middel van een verrekening casu quo inhouding op het melkgeld. In dit artikeltje gaan wij in op de vraag of dit juridisch gezien wel door de beugel kan.

 

De artikelen 4:85 e.v. van de Algemene Wet Bestuursrecht bevatten een regeling voor bestuursrechtelijke geldschulden. Van een bestuursrechtelijke geldschuld is onder meer sprake indien de schuld voortvloeit uit een besluit dat vatbaar is voor bezwaar of beroep. Het lijdt onzes inziens dan ook geen twijfel dat de geldsommen die op grond van het Fosfaatreductie-plan worden opgelegd bestuursrechtelijke geldschulden zijn, er kan immers bezwaar worden aangetekend bij RVO.

 

Artikel 4:93 Algemene Wet Bestuursrecht bepaalt in welke gevallen een bestuursrechtelijke geldschuld met een andere vordering mag worden verrekend. Het artikel bepaalt dat verrekening van een geldschuld met een bestaande vordering slechts geschiedt voor zover in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien. In de memorie van toelichting is hierover het volgende opgenomen:

 

De publiekrechtelijke taken die door verschillende bestuursorganen binnen één en hetzelfde openbaar lichaam worden uitgeoefend, lopen in zodanige mate uiteen dat het in algemene zin toestaan van verrekening van met die taken samenhangende geldvorderingen -zonder daaraan nadere beperkingen te stellen- in beginsel ongewenst is. Het is om die reden van belang dat verrekening slechts kan plaatsvinden indien daarvoor in bijzondere wetgeving een voorziening is getroffen”.

 

Het Fosfaatreductieplan is gebaseerd op artikel 13 van de Landbouwwet en artikel 2 van de Kaderwet EZ-subsidies.

 

De Landbouwwet voorziet er niet in dat verplichtingen tot het betalen van geldsommen mogen worden verrekend, zodat een verrekening met de vordering die de veehouder op de zuivelfabriek heeft wegens melkgeld (waar een overeenkomst tussen de veehouder en de fabriek aan ten grondslag ligt) naar  het zich laat aanzien niet kan.   De Kaderwet EZ-subsidies vormt de wettelijke grondslag voor het toekennen van de bonus-geldsommen, maar ook deze wet biedt geen grondslag voor een verrekening met het melkgeld.

 

Naar moet worden aangenomen is bij het opstellen van de Landbouwwet het uitgangspunt geweest dat geldsommen, net als belastingen, bij dwangbevel ingevorderd  worden en niet middels een (vorm van) verrekening. Weliswaar bepaalt artikel 8 lid 2 van het fosfaatreductieplan dat inwinning geschiedt door het zuivelbedrijf, maar dat laat onverlet dat er sprake blijft van een onzes inziens niet toelaatbare verrekening. Het is zelfs twijfelachtig of de zuivelfabriek wel namens de Minister mag inwinnen, omdat de Landbouwwet daarin evenmin voorziet.

 

Om te voorkomen dat de geldsommen definitief met het melkgeld worden verrekend, valt te overwegen om tegen iedere opgelegde geldsom afzonderlijk bezwaar aan te tekenen bij RVO en in dit bezwaar uitdrukkelijk kenbaar te maken dat u het niet eens bent met de inwinning door de zuivelfabriek en de verrekening met het melkgeld Uiteindelijk zal door de bestuursrechter moeten worden uitgemaakt of deze inhoudingen rechtmatig zijn en wat de gevolgen hiervan zijn. Het is op voorhand moeilijk in te schatten of een geslaagd beroep er toe kan leiden dat de geldsommen niet langer verschuldigd zijn, of dat deze achteraf (nadat de zuivelfabriek de bedragen heeft terugbetaald) alsnog per dwangbevel ingevorderd zouden kunnen worden. In ieder geval is duidelijk dat er bij het opstellen van het reductieplan niet goed naar de juridische kaders is gekeken.

 

 

Piet Stehouwer en Constantijn de Lange

Bout Advocaten

Contact

  • 050 314 0 840
  • [email]

Blog