Blog

Artikel 6:13 Awb deels in strijd met het Verdrag van Aarhus – gevolgen voor de praktijk in het milieurecht

18/01/2021

U kent het wel: komt u net terug van uw zomervakantie, blijkt de gemeente in de tussentijd het bestemmingsplan te hebben gewijzigd. En omdat u tijdens uw vakantie geen zienswijze hebt ingediend, kunt u geen beroep meer instellen bij de bestuursrechter. Aan die vervelende situatie lijkt nu een einde te zijn gekomen met de uitspraak van het Hof van Justitie van 14 januari jl.. In deze blog ga ik kort in op de uitspraak en op de gevolgen die dit voor u heeft.

Zienswijze verplicht voor het instellen van beroep

In het omgevingsrecht speelt artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een grote rol. Dat artikel bepaalt dat alleen belanghebbenden die tijdens de voorbereidingsprocedure hun zienswijze naar voren hebben gebracht, uiteindelijk beroep kunnen instellen bij de bestuursrechter. De enige uitzondering daarop is als het die belanghebbenden redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen zienswijzen naar voren hebben gebracht. Een gevolg van artikel 6:13 Awb is verder de zogenaamde onderdelentrechter: in beroep kan alleen nog worden opgekomen tegen dezelfde onderdelen van het besluit als die waarover een zienswijze is ingediend.

Wat vindt het Hof van Justitie?

Met het arrest van 14 januari jl. (ECLI:EU:CL2021:7) naar aanleiding van prejudiciële vragen van de rechtbank Limburg lijkt het Hof van Justitie van de Europese Unie, in lijn met de conclusie van advocaat-generaal Bobek (ECLI:EU:C:2020:514), een gedeeltelijke streep te hebben gezet door artikel 6:13 Awb omdat het in strijd is met het Verdrag van Aarhus. In dat verdrag staan regels over onder meer de inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter in milieuaangelegenheden.

In deze procedure spelen twee kwesties. In de eerste plaats wilde de rechtbank weten of artikel 9 van het Verdrag van Aarhus het toestaat dat het recht op toegang tot de rechter wordt beperkt tot ‘het betrokken publiek’ (naar Nederlands recht: belanghebbenden). Het Hof van Justitie beantwoordt die vraag in beginsel bevestigend, behalve voor de situatie waarin het nationale recht ruimere inspraakmogelijkheden bevat. In dat geval moet toegang tot de rechter mogelijk zijn om je te kunnen beroepen op die ruimere mogelijkheden.

Voor de praktijk in Nederland lijkt de beantwoording van de tweede kwestie echter nog belangrijker. De rechtbank vroeg het Hof van Justitie, kort gezegd, of het Verdrag van Aarhus het toestaat dat een beroep bij de bestuursrechter niet-ontvankelijk wordt verklaard als geen zienswijze naar voren is gebracht, en of de onderdelentrechter in overeenstemming is met dat verdrag. Het Hof van Justitie is hier helder over. De inspraak in de voorbereiding van een besluit, en het beroep bij de bestuursrechter nadat het besluit is genomen, hebben beide een ander doel. Als de mogelijkheid om beroep in te stellen afhankelijk is van de rol die een niet-gouvernementele organisatie al dan niet in de voorprocedure heeft gespeeld, doet dat volgens het Hof van Justitie afbreuk aan het nuttig effect en aan de doelstellingen van het Verdrag van Aarhus. De conclusie van het Hof van Justitie is dan ook dat het verdrag zich verzet tegen een regeling waarin de ontvankelijkheid van het beroep van een niet-gouvernementele organisatie afhankelijk wordt gesteld van de deelname aan het besluitvormingsproces. Voor niet tot het betrokken publiek behorende groepen mag de ontvankelijkheid van het beroep wel afhankelijk worden gemaakt van het indienen van een zienswijze, omdat dat in overeenstemming is met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Welke gevolgen heeft dit voor u?

Het arrest heeft mogelijke grote gevolgen voor de toepassing van artikel 6:13 Awb in milieukwesties. Het is de vraag welke uitleg (uiteindelijk) de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aan het arrest gaat geven en welke gevolgen er dus exact zijn. Op dit moment lijkt het echter zo te zijn dat het verplicht indienen van een zienswijze, in ieder geval voor de door het Verdrag van Aarhus gedefinieerde ‘niet-gouvernementele organisaties’, niet in stand kan blijven. Het is gezien de uitleg die het Hof van Justitie geeft logisch dat dezelfde uitleg ook geldt voor natuurlijke personen. Voor niet tot het betrokken publiek behorende groepen geldt de eis van artikel 6:13 Awb nog wel. Het is in een concrete zaak dus in ieder geval van belang om te bekijken onder welke categorie u valt.

Heeft u nog vragen naar aanleiding van deze blog of heeft u advies nodig? Neem dan contact met ons op!

Contact

  • 050 314 0 840
  • [email]

Blog