Blog

Doet de uitspraak van de Hoge Raad van 29 januari jl. Wvggz-deuren open of juist dicht?

22/03/2021 - Zorg

Sinds de inwerkingtreding van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) worstelt de praktijk met de invulling van de verplichte zorgmodaliteiten die kunnen worden ingezet om ernstig nadeel te voorkomen. Het doel van de Wvggz is helder: zo goed mogelijk aansluitende zorg met zo min mogelijk dwang (verplichte geestelijke zorg op maat). Het doel is dus zo min mogelijk verplichte zorg opleggen.

De Wvggz heeft in artikel 3:2 onder sub a t/m k een aantal vormen van verplichte zorg opgenomen variërend van relatief mild (onderzoek van de woon-of verblijfsruimte) tot behoorlijk beperkend (opname, insluiten en gedwongen toedienen van medicatie). Over een aantal van deze modaliteiten bestaat zowel binnen de psychiatrie, de rechtbanken als de advocatuur verschil van mening hoe deze uitgelegd moeten worden. De rechtbank heeft recent een Leidraad Vormen van Verplichte Zorg uitgebracht (11 december 2020) om meer uniformiteit te bewerkstelligen.

Ondertussen druppelen de eerste uitspraken van de Hoge Raad binnen waarbij die van 29 januari jl. (ECLI:NL:HR:2021:158) opvalt. In het cassatiemiddel werd betoogd dat de rechtbank alleen die vormen van verplichte zorg kan toewijzen, waarom het Openbaar Ministerie (OM) in haar verzoekschrift had verzocht. Dit op grond van artikel 6:1 lid 10 Wvggz en het algemene rechtsbeginsel van artikel 23 Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering. De Hoge Raad ging hierin mee.

Hoewel het arrest deugdelijk is, kan het gevolg hiervan zijn dat het OM besluit om toch maar alle vormen van verplichte zorg in haar verzoekschrift aan te kruisen onder het mom “just in case”. Dus ook in die gevallen waarin de behandelaar van mening is dat met minder zorgmodaliteiten kan worden volstaan dan in artikel 2:3 Wvggz zijn genoemd.

De vraag is of dit goed is. Als het uitgangspunt van de wet is om zo min mogelijk vormen van verplichte zorg op te nemen in een Zorgmachtiging of Crisismaatregel dan zou goed te betogen zijn dat het standpunt van de behandelaren voorrang moet krijgen. Niet alleen omdat zij de specialistische kennis op dit terrein hebben, maar ook omdat zij degenen zijn die de verplichte vormen van zorg wanneer dat volgens de eisen van proportionaliteit en evenredigheid nodig is, uiteindelijk moeten toepassen.

Dit pleit ervoor dat het OM de door de behandelaren verzochte zorgmodaliteiten opneemt in haar verzoekschrift en dat de rechtbank zo nodig het OM nogmaals benaderd voor het geval ondertussen er meer zorgmodaliteiten nodig kunnen zijn om het ernstig nadeel op te heffen dan in het verzoekschrift zijn opgenomen.

Meer over dit onderwerp weten? Neem dan contact op met Jannet Terpstra.

Contact

  • 050 314 0 840
  • [email]

Blog