Minister Dekker voor rechtsbescherming verscheen op 28 oktober 2020 met vaste commissie voor Justitie en Veiligheid in de Tweede Kamer over de langlopende letselzaken
Naar aanleiding van een recent onderzoek door de Universiteit van Utrecht naar langlopende letselzaken vond er op 28 oktober jl. in de Tweede Kamer een debat plaats met de minister voor Rechtsbescherming, de heer Dekker. Langlopende letselzaken gaan vele letselschadeadvocaten, waaronder mij zelf, aan het hart.
De beroepsvereniging, de ASP, heeft voorafgaande aan het debat diverse Kamerleden van achtergrondinformatie voorzien. Bij dit debat kwam aan de orde dat er de afgelopen twintig jaar in de Kamer geregeld aandacht is geweest voor de positie van letselschadeslachtoffers. Ook in 2003, toen er een rapport werd gepubliceerd van de Stichting de Ombudsman, geheten: “Onderhandelen met het mes op tafel, een zoektocht naar de redelijkheid”.
Er kan niet anders worden geconcludeerd dan dat er in de afgelopen zeventien jaar heel weinig is veranderd in de wijze waarop de schadeafwikkeling voor letselzaken door slachtoffers wordt ervaren. Want ook in het oude rapport werd al gesproken over lange doorlooptijden, slachtoffers die onvoldoende grip hebben op hun eigen zaak, maar ook over de kwaliteit van alle bij de schaderegeling betrokken partijen.
Door de minister wordt helaas voor de noodzakelijke verbeteringen vooral een rol weggelegd voor de Letselschaderaad, een overkoepelend orgaan van diverse partijen uit de letselschadebranche. Mijn specialistenvereniging, de ASP, meent dat dit onjuist is.
Het recente verleden heeft immers geleerd dat de Letselschaderaad niet het juiste instituut is om de grote verwachtingen ter verbetering van onder meer lange wachttijden waar te maken.
De door de Letselschaderaad aanbevolen richtlijnen worden in de praktijk, in het bijzonder verzekeraars, veelvuldig niet nageleefd. Op het niet naleven van de richtlijnen staan geen sancties. Verder heeft de Letselschaderaad belangrijke zaken zoals herijking van het smartengeld en redelijke rekenrente bij langlopende schades niet tot een goed einde gebracht. De Letselschaderaad, dus een multidisciplinair samengestelde commissie, heeft tot een redelijker rekenrenteformule geadviseerd, maar deze werd door verzekeraars geblokkeerd zonder daarvoor een verklaring te geven. Van de Letselschaderaad kan dus ook niet veel worden verwacht.
Het kabinet heeft ter voorkoming van te lange wachttijden voor slachtoffers een aantal voorstellen gedaan, maar ASP meent dat dit onvoldoende is. Het voorstel van de verzekeraars om de zogenaamde first party verzekering in te voeren, ieder zijn eigen verzekering en op basis van die eigen polis schade afwikkelen, is voor letselschadeslachtoffers in potentie ongunstig en leidt niet tot vergoeding van de volledige c.q. werkelijke schade.
Het kabinet wil ook dat verzekeraars zelf voor nieuwe regelingen zorgdragen, maar dat heeft de afgelopen twintig jaar helaas niet gewerkt. Er is wetgeving nodig voor nalatige verzekeraars.
De ASP heeft concreet de volgende punten voorgesteld:
Met invoering van de hier bedoelde wettelijke regeling kan verdere secundaire victimisatie (opnieuw slachtoffer worden, dus voor de tweede keer) worden voorkomen.
November 2020
Jan van der Molen