Blog

Transitievergoeding en slapende dienstverbanden

22/11/2019 - Onderwijs & Agrarisch & Bouw & IT/IE & Zorg

 

Op vrijdag 8 november jl. heeft de Hoge Raad beslist dat werkgevers in beginsel gehouden zijn om slapende dienstverbanden van langdurig arbeidsongeschikte werknemers te beëindigen als de werknemer daarom vraagt. In dat geval heeft de werknemer recht op een transitievergoeding.

De Hoge Raad motiveert die beslissing met de stelling dat de wetgever van slapende dienstverbanden af wil en dat werkgevers de kosten van de transitievergoeding die gevallen per 1 april 2020 gecompenseerd krijgen. Volgens de Hoge Raad verlangt onder die omstandigheden goed werkgeverschap dat een werkgever ingaat op een verzoek van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer om zijn dienstverband te beëindigen met betaling van een transitievergoeding.

Wat betekent dit nu? Wat zijn de risico’s?

Als eerste betekent dit dat de werkgever die geen gehoor geeft aan een verzoek van de werknemer om het dienstverband met toekenning van de transitievergoeding te beëindigen, het risico loopt door die werknemer aansprakelijk te worden gesteld voor de schade die de werknemer daardoor lijdt. Die schade zal gelijk zijn aan het bedrag van de transitievergoeding dat de werknemer misloopt door de weigering van de werkgever. De schadevergoeding die de werkgever in zo’n geval moet betalen, wordt echter niet gecompenseerd door het UWV. Een schadevergoeding geldt namelijk niet als transitievergoeding en het UWV compenseert alleen betaalde transitievergoedingen. Werkgevers doen er dus verstandig aan om verzoeken van werknemers tot beëindiging van het dienstverband met betaling van een transitievergoeding,  te honoreren.

Verder is wettelijk bepaald dat de transitievergoeding voor veel oudere (langdurig arbeidsongeschikte) werknemers met ingang van 1 januari 2020 wordt verlaagd. Stel dat zo’n oudere werknemer het verzoek tot beëindiging met een transitievergoeding in 2019 doet maar dat de werkgever daaraan pas in 2020 uitvoering geeft. In dat geval compenseert het UWV slechts de lagere transitievergoeding die bij een beëindiging in 2020 verschuldigd is. De werknemer zal echter kunnen stellen dat indien de werkgever nog in 2019 gevolg had gegeven aan zijn verzoek tot beëindiging, hij volgens de Hoge Raad aanspraak zou hebben gehad op een hogere transitievergoeding (die in dat geval volledig door het UWV zou zijn vergoed). Indien de werkgever de hogere vergoeding niet vrijwillig betaalt zal de werknemer het verschil met de hogere transitievergoeding dan ook met succes als schadevergoeding kunnen vorderen. Maar ongeacht of de werkgever vrijwillig dan wel bij wijze van schadevergoeding de hogere beëindigingsvergoeding voldoet, blijven de extra kosten daarvan in dat geval voor zijn rekening. Beëindigingsvergoedingen die de wettelijk verschuldigde transitievergoeding (de transitievergoeding zoals die geldt ten tijde van de beëindiging van het dienstverband) te boven gaan, of die als schadevergoeding worden betaald, worden namelijk niet door het UWV gecompenseerd.

Hoe hoog is de transitievergoeding?

De Hoge Raad heeft beslist dat de transitievergoeding, bijzondere omstandigheden daargelaten, tenminste gelijk is aan het bedrag van de transitievergoeding dat verschuldigd zou zijn geweest bij een beëindiging aansluitend op eerste twee jaar van arbeidsongeschiktheid. Uit de uitspraak van de Hoge raad volgt dat dat bedrag in ieder geval verschuldigd is indien de werknemer vóór 1 januari 2020 om een beëindiging door middel van een vaststellingsovereenkomst heeft verzocht.

Als de werknemer echter pas in 2020 om beëindiging met een transitievergoeding vraagt, is onduidelijk welke transitievergoeding verschuldigd is. Aan de ene kant heeft de Hoge Raad beslist dat de verschuldigde transitievergoeding minimaal het bedrag bedraagt dat verschuldigd zou zijn bij een beëindiging direct aansluitend op de twee jaar ziekte. Aan de andere kant motiveert de Hoge Raad de verplichting van de werkgever om het dienstverband op verzoek van de werknemer te beëindigen door erop te wijzen dat de werkgever voor de betaalde transitievergoeding door het UWV wordt gecompenseerd.

Zoals hiervoor uiteen is gezet, kan bij een beëindiging in 2020 die compensatie lager zijn dan de transitievergoeding die verschuldigd zou zijn geweest indien het dienstverband aansluitend aan de twee jaar zou zijn beëindigd. Onzeker is daarom wat onder deze omstandigheden geldt. Heeft de werknemer recht op de hoge transitievergoeding van vóór 2019 en kan hij zo nodig het verschil tussen die hoge transitievergoeding en de lagere transitievergoeding van 2020 als schadevergoeding vorderen of hoeft de werkgever bij een beëindiging in 2020 geen hogere transitievergoeding te betalen dan hem door het UWV wordt vergoed? Dat is nog niet duidelijk.

Advies

Gezien deze onzekerheid adviseren wij werkgevers om in situaties waarin de in 2020 verschuldigde transitievergoeding lager zal zijn dan de transitievergoeding die verschuldigd zou zijn geweest bij een beëindiging aansluitend op eerste twee jaar van arbeidsongeschiktheid, om de werknemers die het betreft aan te bieden het dienstverband nog in 2019 te beëindigen, onder toekenning van die hogere transitievergoeding. Als de werknemer daarop ingaat wordt die transitievergoeding volledig gecompenseerd. Voor het geval de werknemer weigert, heeft hij de schade die daarvan het gevolg is aan zichzelf te wijten en kan hij die waarschijnlijk later niet vorderen. Werkgevers doen er dus verstandig aan hun slapende dienstverbanden hierop na te lopen.

Voor werknemers die in een dergelijke situatie verkeren, geldt dat zij er verstandig aan doen jegens hun werkgever aanspraak te maken op een beëindiging in 2019 met toekenning van de hogere transitievergoeding. Als de werkgever daar niet op ingaat, kunnen zij het verschil tussen de hogere transitievergoeding van 2019 en de lagere transitievergoeding van 2020 als schadevergoeding vorderen.

Let wel, het bovenstaande geldt alleen voor dienstverbanden waarvan de 104 weken arbeidsongeschiktheid voor 1 juli 2017 zijn verstreken. Wat voor deze oude slapende dienstverbanden geldt is nog niet duidelijk.

 

Voor nadere informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Govert Brouwer of Jannet Terpstra.

Contact

  • 050 314 0 840
  • [email]

Blog