Nieuws

Uitspraak pacht en fosfaatrechten: het Hof hakt knopen door

28/03/2019 - Agrarisch

 

Op 26 maart jl. heeft de pachtkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een uitspraak gedaan in de proefprocedure die ASR had aangespannen tegen een van haar pachters. In deze procedure hadden partijen afgesproken om de procedure bij de pachtkamer van het kantongerecht over te slaan en direct naar het Hof te gaan, omdat het om een principiële zaak ging. Kort samengevat was de inzet: in welke gevallen kan de verpachter aanspraak maken op fosfaatrechten indien de pachtovereenkomst is geëindigd?

De uitspraak

Het Hof formuleert als hoofdregel dat de fosfaatrechten van de pachter zijn en dat hij de rechten bij het einde van de pacht niet hoeft over te dragen aan de verpachter. Daarbij vindt het Hof van belang dat uit de Meststoffenwet blijkt dat de fosfaatrechten vrij overdraagbaar zijn en dus niet grondgebonden.

Deze hoofdregel gaat niet op als de verpachter een hoeve (land + gebouwen) heeft verpacht, of los land met een oppervlakte van minimaal 15 hectare,  of een bedrijfsgebouw dat specifiek is ingericht voor de melkveehouderij. Er moet daarbij sprake zijn van een langdurige pachtverhouding op grond van een reguliere pachtovereenkomst of een geliberaliseerde pachtovereenkomst die langer dan 12 jaar duurt. In deze situaties kan de verpachter  wel aanspraak op fosfaatrechten maken.

Het Hof geeft ook een aantal vuistregels over hoe de aanspraken van de verpachter berekend moeten worden. Daarbij geeft het Hof aan dat de fosfaatrechten voor 50% moeten worden toegerekend aan de gebouwen en voor 50% aan de op 2 juli 2015 bij het bedrijf horende areaal grond. De verpachter moet (net als vroeger bij het melkquotum) de helft van de waarde van de aan hem overgedragen fosfaatrechten aan de pachter vergoeden. Ik werk dit in enkele voorbeelden nader uit.

De berekening, enkele voorbeelden

In alle voorbeelden wordt uitgegaan van een bedrijf met een oppervlakte van 50 ha en 5.000 kilogram fosfaatrechten en er wordt voor het gemak geen rekening gehouden met de 10% korting bij overdracht.

Voorbeeld 1

40 ha + de bedrijfsgebouwen zijn eigendom van de pachter, 10 ha wordt gepacht. Omdat er minder dan 15 ha regulier wordt gepacht behoeft de pachter niet af te rekenen met zijn verpachter.

Voorbeeld 2

Zelfde bedrijf als onder 1, maar 20 ha langdurige pacht van één verpachter. In deze situatie moet de pachter 20/50 deel van 2.500 kg fosfaat overdragen aan de verpachter = 1.000 kg fosfaat. Daartegenover staat de verplichting van de verpachter om de helft van de waarde van deze 1.000 kg fosfaat per datum pachtbeëindiging aan de pachter te vergoeden. De overige 2500 kilogram fosfaatrechten worden toegerekend aan de gebouwen en omdat die niet gepacht zijn mag de pachter deze rechten houden.

Voorbeeld 3

Zelfde bedrijf als onder voorbeeld 2, maar de verpachter heeft ook alle gebouwen ter beschikking gesteld. In deze situatie dient de pachter 2.500 (de  fosfaatrechten die worden toegerekend aan de gebouwen) + 20/50 van de (resterende) 2.500 kg =  1000 kg, dus in totaal 3.500 kg aan de verpachter over te dragen. De verpachter moet de helft van de marktwaarde van deze kilogrammen fosfaat aan de pachter vergoeden.

Enkele kanttekeningen

Waarschijnlijk zullen in  de praktijk  bij veel pachtbeëindigingen geen fosfaatrechten aan de verpachter overgedragen worden, maar zal de verpachter financieel gecompenseerd worden in die zin dat hij de helft van de waarde krijgt vergoed.  Als de verpachter geen melkveehouder is en niet bij RVO is geregistreerd kan hij zelfs geen fosfaatrechten op naam krijgen. Wel is het uiteraard mogelijk dat de pachter de fosfaatrechten rechtstreeks overdraagt (op verzoek van de verpachter) aan de opvolgende gebruiker. Verder zit niemand er natuurlijk op te wachten dat er twee keer 10 % wordt gekort bij overdracht.

Uit de bewoordingen van de uitspraak – het is niet wollig gefomuleerd maar in klip en klare taal  – blijkt  duidelijk dat het Hof enkele duidelijke vuistregels heeft willen formuleren, aan de hand waarvan partijen bij het eindigen van de pacht over de fosfaatrechten kunnen afwikkelen. In de jaren ’80 is er een ware tsunami aan procedures geweest over het melkquotum, en het Hof lijkt met deze uitspraak een herhaling van die situatie te hebben willen voorkomen.   Ik wijs erop dat met dit arrest nog geen 100% duidelijkheid is geschapen. De partijen bij de proefprocedure kunnen nog in cassatie gaan bij de Hoge Raad, maar ik schat in dat de kans niet erg groot is dat de Hoge Raad tot een compleet ander oordeel komt. Verder zijn er ongetwijfeld situaties te bedenken waar je met deze vuistregels niet goed  uit de voeten kunt. Denk bijvoorbeeld aan situaties waarbij zowel de verpachter als de pachter bedrijfsgebouwen hebben ingebracht. Het lijkt redelijk om in zo’n geval de fosfaatrechten deels toe te rekenen aan de door de pachter zelf ingebrachte gebouwen. Ook is in deze uitspraak niet benoemd in welke gevallen de pachter wanprestatie pleegt en hoe omgegaan moet worden met verleasen van fosfaatrechten. De jurisprudentie inzake het melkquotum zal in dit soort kwesties nog wel van belang blijven, dit is maatwerk.

Hoe dan ook: de conclusie moet luiden dat melkveehouders die een of meer grotere verpachters hebben er minder goed vanaf komen dan hun collega’s met kleinere (minder dan 15 ha) verpachters. Echter: over de gehele linie is deze uitspraak gunstiger voor de pachters, vergeleken met de jurisprudentie over het melkquotum.

De uitspraak is te vinden op www.rechtspraak.nl

 

Piet Stehouwer,

Bout Advocaten

Contact

  • 050 314 0 840
  • [email]

Nieuws